Na een fijn avondje muziek draaien op een verjaardagsfeestje voor de zus van een vriendin, was ik heel blij om vroeger dan gewoonlijk te mogen vertrekken. Het gaf me de kans om wat meer uurtjes te kunnen slapen en om dus de dag nadien meer met mijn gezin bezig te kunnen zijn. Ik verlangde al om bij mijn lieve man in bed te kruipen en om mijn allerliefste zoontje een nachtzoentje te kunnen geven. Nadat mijn muziekspullen waren opgeborgen, vertrok ik met een smile op mijn gezicht richting Oudenaarde.
Thuisgekomen sprong ik meteen in mijn slaapkleed en snelde (heel stilletjes) naar boven. We woonden toen nog in de Stationsstraat, een prachtig huurhuis. In het donker deed ik de slaapkamerdeur open en heel voorzichtig trippelde ik naar het bedje van Briek. Ik voelde met mijn handen waar zijn hoofdje lag, zodat ik hem nog een kusje op zijn voorhoofd kon geven. Vermits het donker was, kon ik hem niet meteen zien liggen. Een beetje meer naar boven voelen…niks…een beetje meer naar beneden voelen…aha! Ik voelde zijn hoofdje. Hij reageerde echter niet op het kusje en hij voelde anders dan normaal. Ook het feit dat hij zo diep onder de lakentjes lag, vond ik vreemd.
Misschien toch beter eens het licht snel aan doen, zodat ik beter kan zien. Heel snel dan, want ik wil hem niet wakker maken. Nadat ik het licht had aangedaan, ging ik opnieuw langs Briek zijn bedje staan. De schrik sloeg me meteen om het hart. Briek ligt met zijn oogjes wijd open naar me te kijken en lijkt zelfs wat wit schuim rond zijn mond te hebben. Nog erger was de kleur van zijn kleine gezichtje. Ik had al veel horen spreken over de kleur “lijkbleek” en “grauw”, maar nooit gedacht dat ik effectief zou geconfronteerd worden met deze kleur. Dat kleine hoofdje zag grijs, wit, beige, … helemaal gevlekt met deze “niet”-kleuren.
Zonder nadenken nam ik hem meteen in mijn handen. Een lappenpopje, zo kun je hem beschrijven. Hij bewoog niets. Hij zei niets. Hij werd niet wakker… Als een gek begin ik te schreeuwen naar mijn man, Jeroen. Ik roep wel een minuut lang tot hij wakker schiet. Niet wetende wat er aan de hand is, springt hij meteen recht uit bed. Ik duw Briek in zijn handen en schreeuw dat hij niet meer ademt.
“Briek ademt niet meer! Briek ademt niet meer!! We moeten naar het ziekenhuis! Doe iets, Briek ademt niet meer!””
Jeroen snelt als een gek de trap af met Briek in zijn armen. Hij springt als het ware bijna van de eerste verdieping naar het gelijkvloers. Hij blijft maar roepen “neeeeeee! neeeeeee! neeeeeee!” Ik sta in mijn slaapkleed en grijp bij het naar buiten lopen snel mijn kamerjas vast. Ik spurt naar de auto, Jeroen springt ook in de auto, met nog steeds Briek in zijn handen. De auto start en we snellen naar de spoedafdeling van het AZ in Oudenaarde. Terwijl ik op de baan probeer te letten, probeert Jeroen om Briek te reanimeren. Ik roep hem toe hoe hij dat moet doen en gil dat hij moet stoppen omdat ik Briek hoor kreunen. Het lijkt wel of hij er terug door komt en de paniek glijdt van me weg. Jeroen antwoordt al gillend: “ik blijf doordoen! sneller!”
We vlammen de oprit op van de spoeddienst en laten de auto open terwijl we naar de deuren sprinten. Vermits het midden in de nacht was, ondertussen rond 3h, zijn de deuren op slot en kunnen we niet naar binnen. We bellen aan, 1 keer, 2 keer, 3 keer. Geen gehoor. We kloppen op de deuren, hard, harder en nog harder. Niemand! We verliezen Briek en kunnen er niets aan doen. Niemand komt aangesneld en we blijven maar de deur forceren. Op een vuilbak die naast de deur staat, probeert Jeroen opnieuw om Briek verder te reanimeren. Dan komen plots twee mensen aangesneld. Zij doen de deuren open en Jeroen gooit bijna Briek in hun armen. “Help ons! Onze zoon ademt niet meer! Help ons!! Snel!! Briek ademt niet meer. Ons zoontje!!!”
Ze nemen Briek vast en hollen naar de spoedkamer waar meteen drie, vier extra dokters en verplegers het overnemen. Alle toestellen worden aangesloten, hij krijgt een infuus, ondertussen neemt een andere verpleger het over en doet verder te reanimatie. Ik hoor vanalles piepen en wordt een kamer ingeroepen door een andere verpleger. “Mevrouw, kunt u zeggen wat er is gebeurd? Wanneer hebt u vastgesteld dat Briek niet meer ademt? Is hij gevallen? Kunt u iets meer zeggen over de situatie?”
Ik sta als een spijker genageld aan de grond. Ik word heen en weer geslingerd tussen allerlei emoties. Enerzijds ben ik opgelucht dat we tot in het AZ zijn geraakt. “Nu komt alles goed! We zijn bij de dokters. Hier zal eindelijk Briek gered kunnen worden. Alles komt goed!” Anderzijds probeerde ik mij te concentreren op mijn zwangerschap en hoopte ik dat ik geen miskraam zou krijgen. Ik werd een stoel aangeboden om te gaan zitten.
Jeroen bleef aan de spoedkamer staan waar Briek ligt. Af en toe hoor ik hem roepen en naar mij komen. “Dit gaat niet goed! Dit gaat niet goed!” Dan gaat hij weer bij hen staan om Briek in de gaten te houden. Even later komt hij terug. “Ja, ja, het zal waarschijnlijk toch lukken. Hij zal er door komen” Een ongelofelijke opluchting omarmde mij. Yes, we zijn hem toch niet kwijt…
Jeroen gaat terug naar de spoedkamer en briest als een ijsbeer heen en weer. Uiteindelijk komt Jeroen bij me staan… “Nu moet je echt komen kijken, zoetje, ze gaan de beademing stop zetten. Het komt niet goed meer. Briek zijn oogjes zijn helemaal glazig. Hij gaat een plantje zijn. Het is gedaan. Nu moeten we afscheid nemen. Kom, we gaan bij Briek staan.” We vallen elkaar in de armen en daarna op onze knieën op de grond. We schreeuwen en huilen ” neeeeeee….” Mensen komen op de gang staan. Ze kijken ons toe en huilen stil met ons mee.
Jeroen neemt mijn hand vast en samen gaan we aan het bed staan waar iedereen nog volop bezig is met de reanimatie. Wanneer ik toekom aan het bed, vragen ze mij “mevrouw, we gaan de beademing moeten stopzetten. Gaat u daarmee akkoord?”
Een stem gilt in mijn hoofd “natuurlijk niet!! hoe kan een moeder beslissen om het leven van haar kind op te geven??” maar mijn lichaam neemt het over en knikt… De tranen stromen over mijn wangen terwijl ik Briek zijn handje vastneem. Hij ligt daar zo vredig op het bed. Zo klein. Hij voelt nog zo zacht. Mijn kleine jongen. Zijn kleine vingertjes streel ik zachtjes, terwijl ik hem toefluister “het is ok. Mama en papa zijn hier. het is ok.”
De machines worden stil gelegd en de reanimatie houdt op. Meer dan 40 minuten is het personeel bezig geweest om ons kleine man te redden. Het voelt alsof er uren voorbij zijn gegaan. En nog meer voelt het alsof dit alles niet echt gebeurt. Ik voel me wazig. Alsof ik in de mist wandel en niet goed kan beseffen wat er aan de hand is. Iemand komt bij me en zegt: “als u dat wil, mag u nog afscheid nemen van Briek en hem in uw armen nemen. Hier op de stoel kunt u zich plaatsen. Neem zoveel tijd als u wil.”
Mevrouw, meneer, zult u thuis geraken?
Ik ging zitten op een bruine stoel. Met dat naakte kleine lichaampje op mijn buik. In mijn tedere, liefdevolle, moeder-armen. Ik hou hem vast…maar hij me niet meer. Pas veel later heb ik beseft dat dit het allerlaatste moment was dat ik hem ooit heb vastgehouden. Als ik dat moment nog eens kon overdoen, dan liet ik hem nooit meer los. De laatste keer dat je jouw kind in je armen hebt gehouden…
Ik geef Briek terug aan het personeel, die hem op een groot wit ziekenhuis bed legt, met een groot wit katoenen laken over hem heen. Zo een kleine jongen, helemaal alleen in dat grote bed. En wij moeten hem daar achter laten. Je laat uw kind niet achter. Nooit… En toch moesten wij…
Volledig verdoofd van wat heeft plaatsgevonden, staan wij als twee zombies in de gang van de spoed. “Mevrouw, meneer, zult u thuis geraken?” is het enigste wat we nog te horen kregen. Je hebt net de allergrootste nachtmerrie meegemaakt, die een ouder maar kan meemaken. Je hebt uw kind zien/horen sterven. Je hebt hem vastgehouden en gezoend. Je hebt hem moeten afgeven…en dan vraagt men “geraakt u thuis?”… we stappen de gang uit, niet wetende wat er met onze kleine jongen zou gebeuren, wanneer we hem terug zien, hoe alles nu verder moet… en rijden naar huis. We kwamen met drie het ziekenhuis binnen en gaan met twee terug naar buiten.
Volledig gebroken, ontroostbaar, huilend van de pijn en van verdriet, niet wetende wie nu voor kleine Briek zal zorgen. We gaan naar huis en bellen mijn ouders op. “Papa, ik heb heel slecht nieuws…”
Op instagram deel ik vaak tools, inspiratietips en mooie gedichten. Let’s connect!
Fien Van Rentergem
Rouw & verlies coach
Bergstraat 59
9700 Oudenaarde
+32 487 543 860
fien@iamfine.be
© I am Fine – alle rechten voorbehouden – BTW BE0508.993.840 – disclaimer – privacy – koekjes